In dit interview vertellen Richard Dekhuijzen en Herold Metselaar over de wijzigingen die de EU CTR en de procedure lokale haalbaarheid hebben voor de medisch ethische toetsingscommissies in Nederland.
Prof. dr. Richard Dekhuijzen is voorzitter van de Nederlandse vereniging van medisch-ethische toetsingscommissies (NVMETC) en voorzitter van METC Oost Nederland. Prof dr. Herold Metselaar is jarenlang de voorzitter geweest van METC Erasmus MC en is nu vicevoorzitter van dezelfde METC. In die hoedanigheid hebben beide heren veel expertise met betrekking tot de implementatie van de CTR en de procedure lokale haalbaarheid.
Kunt u ons mee terug in de tijd nemen en uitleggen hoe de METCs in NL zich voorbereid hebben op de CTR?
Richard Dekhuijzen: Het is denk ik een goede zaak dat in Europa dingen geharmoniseerd worden voor alle partijen. Een belangrijk voordeel maar tevens ook een nadeel zijn de hele strakke tijdslijnen. Dit is een uitdaging met betrekking tot het organisatorisch inplannen maar heeft ook direct impact op de kennis die er moet zijn bij een METC. Er komt veel meer nadruk te liggen op de basale/klinische farmacologie binnen de CTR-beoordeling voor vroege fase studies. Dit is een schaarse expertise binnen Nederland en heeft ertoe geleid dat niet alle METC’s hun werk kunnen voortzetten.
Bij het Radboud UMC hebben we er dan ook voor gekozen om niet direct met de fase 1-studies te beginnen, maar om eerst aandacht te besteden aan de fase 2-4 studies. Dit om alles even goed in te laten dalen en te bekijken hoe het allemaal gaat werken. Wij hebben er dan ook wel vanuit het Radboud op aangedrongen dat er een netwerk van experts moet komen voor het beoordelen van het preklinische werk. Daar wordt nu voor geworven en hopelijk worden die personen vast aan een METC gekoppeld door de CCMO.
Ik zie ook wel dat er wat overlap is tussen wat het EMA en het CBG doen, en wat er dan op je bureau komt bij de METC. Er zit dus ook wel een dubbelling in. Zeker in de hele vroege fase omdat je daar nog geen indicatiestelling hebt en dat nu juist onderzocht wordt. Daarom is het goed aan te sluiten bij het CBG, omdat die veel mensen hebben die goed zijn in het hele basale preklinische werk.
Herold Metselaar: Wat wij eigenlijk vanaf het begin gezegd hebben is dat de EU CTR nog meer administratie op gaat leveren. Voorheen was de inhoud leidend in de discussie binnen de commissie. Nu moet dat meer in een vast format. Dat was dus iets wat we als METC ook moesten leren.
Wat we nog meer moesten leren is dat de medisch-ethische aspecten veel meer naar het einde van het proces geschoven zijn; eerst wordt er gekeken naar de methodologie en of de studie iets gaat toevoegen aan de al beschikbare geneesmiddelen en therapieën. De medisch-ethische aspecten zaten voor ons altijd veel meer verweven in dit proces. Dit is wel anders dan dat we zagen bij sommige buitenlandse METC’s; daar leek het soms of die meer richting de rol van registratieautoriteit negen.
Maar we hebben ook vanaf het begin gezegd dat we het niet moeilijker moeten maken dan het is, want in principe gaat het om het beoordelen van een protocol. Hetgeen dat het anders maakt is dat het inderdaad in een bepaald format moet, in het Engels moet en onder bepaalde tijdsdruk moet. Daar hebben vooral de secretarissen en secretariaten last van en diegenen die moeten beoordelen. Het merendeel van het werk moet toch door de ziekenhuisapotheker gedaan worden, aangezien het nu vooral geneesmiddelenstudie betreft. De ander-soortige studies zoals met medische hulpmiddelen gaan er natuurlijk ook aankomen.
Omdat het nu voornamelijk geneesmiddelenstudies betreft, had het heel mooi geweest als het CBG de METC’s zou helpen bij deze hele beoordeling. Juist omdat daar de expertise zit. Dat is helaas op het laatste moment anders gelopen.
De METC is dus nog niet over alles meteen enthousiast. Het lastige is dat vanuit het huis de behoefte bestaat dat we wel aangehaakt blijven op de fase-1 studies. Dan vind ik ook dat de expertise er moet zijn en daar ontstaat dan een spanningsveld, want dan haakt men af. Al met al komt het erop neer dat we er mee moeten dealen en als het niet elke week een enorm ingewikkeld protocol is, dan lijkt het allemaal te overzien.
De andere kant van het verhaal is wel dat we juist vanwege de invoering van de EU CTR hebben kunnen investeren in de infrastructuur, zoals het secretariaat, ondersteuning en een correcte vergoeding voor het werk dat verricht wordt. De EU CTR heeft dit alles mogelijk gemaakt.
Academisch is het helder, we moeten hier gewoon aan meedoen. Aan het hele proces en niet enkel het landelijke deel. Als METC’s zijn we ook voorstander van verdere harmonisatie, want dat is voor eenieder in het veld beter. Zeker ook voor de farmaceutische industrie, laten we wel wezen. In elk land andere regels, processen en beoordelingskaders is natuurlijk ook tergend. Maar het belangrijkste blijft de expertise hebben als METC. En Nederland wil ook gewoon meedoen aan de ‘champions league’ wat dat betreft. Daar horen de strubbelingen omtrent het op zijn plek krijgen van de expertise, IT en dergelijke gewoon bij. De METC’s zullen kritisch blijven kijken natuurlijk naar wat er binnen komt aan protocollen. Als die heel complex zijn in het preklinische stuk en de METC’s krijgen niet voldoende support van bijvoorbeeld CBG of CCMO om die expertise ook te kunnen benutten, dan zullen bepaalde protocollen niet door de METC’s worden beoordeeld. We doen het goed of we doen het niet. Maar laten we ook eerlijk zijn de ziekenhuisapothekers vinden het ook gewoon leuk om te doen is de ervaring!
De EU CTR beoogt het indieningsproces in Europa efficienter te verlopen. Hoe zien jullie die efficiëntieslag vanuit METC perspectief?
Richard Dekhuijzen: Wij hebben in Nijmegen een grote en goed functionerende METC; we werken al heel doelmatig. De EU CTR zal daar geen verandering in brengen. We zullen ook niet naar minder mensen toe kunnen als we binnen de EU CTR gaan toetsen. Dat komt ook doordat protocollen complexer geworden zijn.
Wat kunnen verrichters doen om het de indieningen zo soepel mogelijk te maken?
Herold Metselaar: Een goed protocol schrijven! Ik zeg altijd maar: ‘als wij het niet begrijpen, is het niet goed opgeschreven’.
Richard Dekhuijzen: Het is heel belangrijk dat de onderzoeker weet hoe de beoordelings systematiek is en welke formulieren de beoordelingscommissie gebruikt. Als je beoordelingssystematiek namelijk aansluit op het protocol, wordt het heel makkelijk toetsen. Het is belangrijk dat onderzoekers hier eerder naar kijken; deze informatie is gewoon beschikbaar binnen de ziekenhuizen en door hier tijdig op te anticiperen, zal het beoordelingsproces voor een ieder soepeler verlopen.
Tot slot; hebben we in Nederland al een eerste indiening in de CTIS portal ontvangen?
Tot nog toe hebben we 10 dossiers binnen gekregen en we hebben voordien met zo’n 3-4 indieningen geoefend op de nieuwe werkwijze binnen de VHP pilot.